Frank benoemde in de vorige post al
even dat ik bestaande beelddocumentatie heb gebruikt voor het tekenen van de fictieve
geheime ingang, de ondergrondse gang richting het voormalige klooster van
Selwerd en de enige (?) overgebleven ondergrondse ruimte. Dat is zeker waar,
maar de ingang en de ondergrondse gang zijn volledig fantasie (al heb ik wel
gezocht naar geschikte beelddocumentatie) en voor de ondergrondse ruimte heb ik
mij gebaseerd op slechts één foto en mijn algemene kennis van oude bouwstijlen
(waarmee ik overigens niet wil beweren dat op deze pagina's alles helemaal
historisch correct zou zijn...).
Voor de wandschilderingen heb ik
mij echter wel behoorlijk uitgebreid gedocumenteerd, zodat ik in staat zou zijn
om enigszins geloofwaardige laat middeleeuwse tekeningen/schilderingen te constueren
op de wanden van de ondergrondse ruimte, want eerlijk gezegd viel dat nog niet
zo mee.
De geheime ingang
In eerste instantie begon ik te tekenen aan de hand van het scenario van
Frank en dus zou de leider van de Orde, geheel conform dit scenario, met z’n
rolstoel aankomen bij de ondergrondse ruimte (zie ook deze blogpost van Frank: 422. De Orde van de Blauwe Steen: ondergronds).
Ik vond zelfs een foto van de ingang naar een onderaardse gang bij een
kasteel waarmee ik voor dit beeld prima uit de voeten zou kunnen.
Maar na het maken van een eerste schets kwam ik daarop terug. De toegang
tot de vluchtgang van het voormalige klooster van Selwerd is door de hoeders
van de Blauwe Steen goed verborgen voor zowel de Orde als willekeurige
voorbijgangers. De verblijfplaats van de Blauwe Steen moet tenslotte ten koste
van alles verborgen blijven voor buitenstaanders. En dat zou niet lukken met
een ingang zoals hierboven, want die neemt veel teveel ruimte in om effectief
toe te kunnen dekken. Dus ging ik op zoek naar andere mogelijkheden
De bijenkasten als middel om de geheime ingang onzichtbaar te maken hadden
we al in een vroeg stadium bedacht en daar borduurde ik op voort. Al snel kwam
ik tot de conclusie dat één bijenkast de deksteen van ingang moest afdekken en
daarmee lag eigenlijk ook vast dat de ingang maximaal de omtrek van een
bijenkast kon hebben. En daarmee kon de afdaling naar de ondergrondse gang puur praktisch gezien ook
eigenlijk alleen maar loodrecht naar beneden gaan.
En dus dalen Max, Eva en Pjotr, en later ook de paters en Grimbergen,
verticaal via een gemetselde schacht af naar de ondergrondse gang. De paters zonder
de rolstoel, want krijg die via deze schacht maar eens (redelijk snel) naar
beneden.
De ondergrondse gang
De gang die leidt naar de ondergrondse ruimte ter hoogte van de nog
bestaande (fundamenten van de) boerderij die ooit deel uitmaakte van het
Klooster van Selwerd is pure fantasie. Voor dit soort tekeningen heb ik niet
echt documentatie nodig en kon ik gewoon lekker tekenen.
Nou zijn plaatjes met steeds maar een rechte onderaardse gang niet erg
interessant om naar te kijken, dus tekenende ik in het eerste plaatje weliswaar
een rechte gang (met op de achtergrond nog de kleine ruimte met de schacht naar
boven), maar voegde daar conform het scenario lekker drie wegstuivende ratten en
een geschrokken Eva aan toe.
Dit wilde ik niet herhalen in het tweede shot van de onderaardse gang en
dus bedacht ik een verspringing (wellicht een oude kruising tussen meerdere gangen?)
met een oud en roestig hek dat oorspronkelijk het laatste deel van de gang
afsloot. Door deze constructie en een hoogteverschil kon ik beter variëren in
de positie van Max, Eva en Pjotr waardoor ik meer beweging in het plaatje kon
brengen en er, samen met het scherpe licht van de iPad en Pjotr’s mobiel, een
functioneel en toch sfeervol plaatje ontstond.
De laatste plaatjes maakte ik dan weer vooral functioneel zonder al
teveel franje om duidelijk te laten zien dat de muur feitelijk geen muur is,
maar een geheime deur naar de ruimte erachter.
De ondergrondse ruimte
Zoals gezegd baseerde ik de look
and feel van de ondergrondse ruimte van het klooster van Selwerd op slechts 1
foto.
Wat ik vooral gebruikte van deze
foto was de constructie van de pilaren en de gewelven, waarbij het plafond niet
al te hoog mocht zijn.
Voor de ruimte koos ik uiteindelijk
voor bovenstaande verdeling van de ruimte. Dat deed ik niet zomaar, want ik had
verschillende wanddelen nodig voor 8 muurschilderingen die samen het verhaal
van de eerste hoeder vertellen. En inclusief de wanden voor de ingang en de
Trompe l’oeil met de schildering van de Librije van Zutphen paste dat precies
op deze tien wanden, allemaal van elkaar gescheiden door een pilaar.
Om de constructie van de (fictieve)
ruimte met de gebogen gewelven in de vingers te krijgen tekenende ik eerst een
versie van deze ruimte helemaal uit in een perspectieftekening zonder franje.
Dat was geen overbodige luxe, want nu wist ik precies hoe ik deze gewelven in
de 21 beschikbare plaatjes moest tekenen vanuit verschillende
camerastandpunten.
En dan nog een gelukje: de eerste
helemaal uitgewerkte perspectieftekening, die ik in eerste instantie alleen
maar maakte om de constructie te ontwerpen, kon ik 1 op 1 gebruiken als basis
voor het eerste overzichtsplaatje...
Tot dan toe was het lekker vrij
tekenen zonder dat ik mij al teveel aan hoefde te trekken van allerlei
beelddocumentatie. En dat voelde bevrijdend na al die scènes op de voorgaande
35 pagina’s waarbij mijn ‘bewegingsvrijheid’ behoorlijk beperkt werd door de
voor iedereen herkenbare locaties in o.a. Groningen en Aduard.
Anders werd het toen ik de
muurschilderingen met het verhaal van de eerste hoeder moest gaan
ontwerpen/tekenen. Omdat de eerst hoeder deze schilderde voor 1595 moest ik mij
baseren op de manier van tekenen / schilderen uit die tijd. Nou heb ik mij wel
wat vrijheden veroorlooft bij het tekenen van deze schilderijen omdat een
middeleeuwse schilderstijl in de klare lijn nooit helemaal na te bootsen is,
maar als lezer moet je wel het gevoel krijgen naar laat middeleeuwse tekeningen
te kijken.
Dit resulteerde in schetsen op
basis van afbeeldingen in aangeschafte boeken met middeleeuwse tekeningen en
schilderijen, waaronder veel kerkelijke kunst. Dat laatste is trouwens niet
verwonderlijk, omdat het maken van afbeeldingen in de middeleeuwen eigenlijk
altijd in dienst stond van de meerder eer en glorie van God en niet van de
maker. Van de meeste middeleeuwse kunstenaars zijn dan ook geen namen bekend,
want die waren dus (in de ogen van de kerk) niet belangrijk.
Uiteindelijk resulteerde dit in een
serie middeleeuws getinte afbeeldingen waarop het verhaal van de eerst hoeder
wordt afgebeeld. En om de verbinding te leggen met het eerder door Pjotr vertelde
verhaal van de eerste hoeder maakte ik een deel van de wandschilderingen op
basis van de tekeningen op pagina 10 en 11.
Fictie en werkelijkheid
Zoals gezegd zijn de overgebleven
restanten van het klooster van Selwerd puur fictief , behalve dan de huidige boerderij
bij het Van Starkenborghkanaal, die echt gebouwd is op de fundamenten van een middeleeuwse
boerderij die aan de noordkant van het kloosterterrein stond.
Nou was het voor het verhaal nodig om
Max, Eva en Pjotr te laten ontsnappen aan de leden van Orde en om de leider van
de Orde en z’n beide zoons achter te laten in de ingestorte ondergrondse ruimte.
Maar deze instorting dient nog een ander doel, namelijk om fictie en
werkelijkheid aan elkaar te koppelen: het verhaal speelt zich af in de zomer
van 2013 en omdat de hele bups is ingestort, is er nu anno 2014 dus helemaal
niets zichtbaar meer over van het klooster van Selwerd, anders dan de bedekte
fundamenten bij de uitkijktoren (zie pagina 33 en 34) en de genoemde boerderij.
Zou je dus nu gaan kijken bij het bosje ter hoogte van de Winsumerweg en de Tjardaweg
in Groningen, dan vindt je geen bijenkasten en geen geheime ingang naar die
prachtige ondergrondse kamer meer.
Eigenlijk is dat best wel jammer,
want daar had ik maar wat graag nog even rond willen kijken…